07.11 uur. Ik rek me uit in bed en voel met mijn tenen alweer de andere kant van mijn muur. Welkom in mijn knusse slaapkamer (6,1m2) middenin de Baarsjes waar ik met bloed en zweet (geen tranen, kom op zeg) een 1.80 box spring in heb gepropt. Zo ben ik dan ook wel weer.
Ik schuif m’n gordijn opzij en werp een blik naar buiten. Ik zie een grauwe, grijze lucht. Een perfect beklinkerde straat omzoomd met kale, droevig uitziende bomen. En een groene container vergezeld met blauwe dixie om het af te maken. Subliem plaatje zo.
De zon is ver te zoeken. Net als de wuivende groene palmbladeren, scheurende scootertjes met surfboard of regenboog smoothiebowls met drakenfruit. ‘Helemaal knudde met een rietje dit,’ zou m’n oma hebben gezegd.
Tussen ‘t luizenmoedervolk
Goed. Ik ben dus weer thuis. In Amsterdam. En ik kan je vertellen dat – na een maand op Bali (lees: 32 graden) – dat best even wennen is. Iets met koud en een kermis. Je weet ook, het moment dat je je backpack van die bagageband sleurt, wat je te wachten staat aan de andere kant van die automatische schuifdeuren. ‘Het echte leven.’ Grappig genoeg is het niet zozeer de temperatuur waaraan ik moet wennen. Het acclimatiseren zit ‘m meer in dat uber Hollands beschaafde leven. Waar je om 17.30 uur in de file staat in de Heijn, boodschappend tussen ’t luizenmoedervolk. Waar iedereen praat over Heel Holland bakt in volle euforie. En waar je op een doordeweekse dag om 09.00 uur wordt verwacht met je knietjes onder een bureau druk aan de bak, want: presteren.
Frappant weetje: op de (werk)vloer van mijn co-work in Bali vroeg men niet hoe je je geld verdiende. Of voor welke glansrijke titels je allemaal wel niet schreef. Nee. Men vroeg wel hoeveel uur je per week werkte. En daar was alles mee gezegd.
Als de kat van huis is…
In deze blog schreef ik al over hoe angstaanjagend snel ik mij thuis kan voelen in een ander land. Pak ‘m beet zo’n 10.049 kilometer verderop. En ik vraag me dus af of iedereen dit heeft… Ik ontgrendel mijn slimme telefoon en scroll door de tientallen appjes van die groene babbelapp.
‘Hi Cathie, hoe gaat het met je terug-zijn-ongelukkigheid?’
Dit stuurt mijn (Bali) vriendin Lianne Marije Sanders. Ik kijk nog eens naar buiten en denk: ‘bar slecht.’ Dat blije eiland leven voelt ineens als een vurig gemis. Als een soort omgekeerde heimwee. Doe mij maar weer die grandioze kraters in de weg, gestoord mooie zonsondergangen en die continue zweetsnor. Zonder trambanen, vijf verdiepingen of rode stoplichten.
Feit is, als de kat van huis is, danst deze kat dus mooi op tafel.