Met een klein pruttelend motorbootje – wat ze hier een speedboot noemen – tuffen we het grote water op. In de verte zie ik blauwgrijze contouren van hoge bergen in de mist. Op naar het volgende eiland: Nusa Penida. Het grotere, onbekende zusje van Nusa Lembongan waar ik slechts één dag geleden aankwam.
Het voelde wat gek om zonder dit eiland te hebben gezien, alweer onderweg te zijn naar het volgende. Maar door de verhalen die ik hoorde, kon ik het niet laten… Weinig toeristen. Hoge kliffen met woeste golven. En een ongetemde wildernis. Dat moest ik zien.

Ik miste het lokale leven Canggu
Zoals ik al eerder in deze blog beschreef, is Canggu een fantastisch onderkomen voor elke ‘digital nomad.’ Of backpacker die de laid-back eiland vibe wil meemaken. Prachtige zonsondergangen en heerlijke beachclubs, gaan moeiteloos hand in hand met een ontelbaar aantal hippe koffietentjes en vegan hotspots. Ik voelde me al snel thuis. Maar echt tot rust komen, doe je er niet. De scootertjes vliegen je om de oren en je hoort elke dag gedril en geboor. Je loopt geen straat door zonder aanleg of constructie. En de kinderen die hun ouders helpen in de bouw, vind ik schrijnend om te zien. Ik ben bang dat Canggu er over een jaar of twee hetzelfde ‘aan toe is’ als Kuta en Seminyak. Begrijp mij niet verkeerd, ik vind het heerlijk om Canggu een tijdje mijn thuis te noemen, maar ik hunkerde – onverwacht – toch naar meer. Ik wilde namelijk even ontsnappen aan de ‘Amsterbubbel’ en kwam hier eigenlijk in de volgende terecht. Na twee weken in Canggu betrapte ik mezelf op het terugsturen van een juice, omdat er ‘te veel ijs’ in zat. Waar hebben we het over? Anders doe je ff lekker normaal Cath, dacht ik achteraf.
Canggu is niet ingericht op locals, maar op ons jonge, ‘rijke’ Westerlingen. En dat ging toch een beetje knagen…
Nusa Penida: een groene wildernis zonder 4g
Dus, besloot ik op zoek te gaan naar die wildernis. En dat was het echt. Natuurlijk waren er sporadisch kluitjes toeristen te vinden, maar het eiland is verder nog totaal niet ontwikkelt. Je vindt er nog maar weinig accommodatie mogelijkheden en ‘hippe’ tentjes zijn er niet. Een wiebelende plastic tuinstoel kun je krijgen. Of een kaarsrechte stellage van hout. En het moment dat je voet in zee zet (de laatste paar stappen vanaf de boot naar het strand) verandert je 4g naar ‘geen service.’ Kortom; welkom in het échte eilandleven.

De overtocht van Nusa Lebongan naar Nusa Penida kost je slechts 10 minuten en 5 euro, en je bent al zó veel indrukken rijker. Eén tip: ga NIET zelf met een scooter op pad. Tenzij je een heel ervaren rijder bent. De wegen zijn nog erger dan in Afrika, dus als je een zwakke maag of rug hebt, zou ik er wel twee keer over nadenken. Er zitten giga kraters en gaten in de weg, een maanlandschap is er niets bij.
Ongetemd groen oerwoud
Vanuit mijn raampje achterin het busje, tuurde ik over de stroken aan ongetemd groen. Die leken soms eindeloos. Men laat hier de natuur gewoon op z’n beloop, een prachtig gezicht. De eerste stop was in Broken Beach area, waar we een verkoelende duik namen in Angel’s Billabong. En dat wil je, want de gevoelstemperatuur is 36 graden en je zweet je de peentjes. Waarna we doorliepen over de natuurlijke brug van Broken Beach zelf. Bizar mooi. Als je me toen verteld had, wat ik een paar uur later aan het doen was – had ik je voor gek verklaard. Of eigenlijk, mezelf dus.

Een paar uur later… op Kelingking beach
Na een korte rit kwamen we aan bij de T-rex. Oftewel: een van de mooiste kliffen die ik ooit heb gezien. Welkom bij Kelingking beach. Een idioot mooi uitzicht, wat ervoor zorgt dat je zo 100 foto’s verder bent in je filmrol. Tot je nog eens goed naar beneden kijkt en ziet dat je dat kleine paradijselijke strandje met de fel turquoise blauwe zee ook kunt bereiken. Tussen de foto’s schieten door, ontstond de discussie al onderling (ik was op een groepstour dus vandaar. Thank God, trouwens. Maar dat leg ik later uit) of we wel of niet de tocht naar beneden gingen maken. Een ding is zeker: heel druk zal het beneden niet zijn, want niet ieder durft deze uitdagende klim naar beneden aan. Het was namelijk echt wel even afzien. Over stukken rots met soms enkel een stuk bamboe of touw om je lichaam aan vast te klampen. Met sommige ruige stukken, letterlijk verticaal. En laten we de 36 graden even niet vergeten… Tip: doe dit NIET op slippers.

Thank God.
Goed. Hier komt nog even de Thank God referentie. Want THANK GOD dat ik dit niet alleen heb gedaan, dan was ik waarschijnlijk – nee niet waarschijnlijk, SOWIESO – rechtsomkeert gegaan ergens halverwege de barre tocht. Maar wat was het het waard. Dat moment dat je je voeten zet op het brandend hete spierwitte zand, je doorweekte kleren uitgooit en met je laatste energie een sprintje inzet naar die ultiem helderblauwe zee. De golven waren ruig en woest, dus erg ver durfde ik niet te gaan. Maar man, wat is het daar onwaarschijnlijk mooi. En ja, je voelt ‘m al aankomen. Daarna moesten we nog terug omhoog…
Meer blogs over Bali? Die lees je hier!